"De schoonheid van het vergankelijke"
Een gesprek met kunstenaar Steve Locatelli
Steve, vandaag kent men u vooral van uw kleurrijke schedels. Maar waar is het voor u allemaal begonnen?
In de Brusselse metro, begin jaren '90. Dat was toen écht underground. Alles moest snel. Je had vijf minuten, dan moest je weg zijn. Maar dat gaf ook een enorme kick—die adrenaline zit nog altijd in mijn werk.
Maar dan kwamen de eerste gedoogzones. En dat veranderde alles. Plots kon je blijven. Twee, drie dagen aan een stuk. Mensen lieten elkaar met rust, er was respect tussen de artiesten. Het voelde als een eigen galerij, maar dan op straat. Dat was het moment waarop ik besefte: dit is meer dan tags en snelheid. Hier kan ik écht iets opbouwen.
U bent dan ook een winkel gestart, toch?
Ja, in 2007 hebben mijn vrouw Jera en ik een winkel geopend waar je alles kon vinden voor graffiti en murals: spuitbussen, markers, alles. Het was een plek voor de community, een thuisbasis voor wie ook wou creëren. Tot 2013 hebben we die winkel gehad. Daarna werd de vraag naar mijn werk zo groot dat we besloten: we focussen volledig op de kunst.
En met succes—intussen hebt u ook een eigen galerij.
Klopt. We runnen samen een galerij in Antwerpen. Het geeft ons de vrijheid om alles zelf in handen te nemen—van presentatie tot verkoop. Maar dat betekent niet dat ik in een bubbel werk. Ik werk net graag samen met andere galerijen, zeker in het buitenland. Die samenwerkingen zorgen voor visibiliteit, voor uitwisseling. Kunst moet kunnen reizen. Je kan veel zelf doen, maar je groeit ook door verbinding.
De schedels zijn nu uw signatuur. Sinds wanneer?
Sinds 2013. Daarvoor schilderde ik portretten en dieren, vrij realistisch. Maar ik voelde me daarin beperkt. De schedel gaf me ademruimte. Het is een vorm die ik intussen door en door ken, waardoor ik me kan uitleven met kleur, structuur, draad, staal... Elke keer anders. Het is geen beperking—het is vrijheid.
Sommigen zeggen: "Altijd die schedel, wordt dat niet eentonig?"
(lacht) Integendeel. Omdat ik het beeld zo goed beheers, kan ik er juist eindeloos mee spelen. Elke collectie is een andere benadering. Andere techniek. Andere energie. Die vernieuwing is essentieel voor mij. Ik wil mezelf blijven verrassen.
Uw draadsculpturen lijken fragiel, bijna alsof ze kunnen breken. Wat is de gedachte daarachter?
Het leven is fragiel. Alles hangt soms aan een draadje—en dat probeer ik te tonen. Tegelijk zit er spanning in, richting, beweging. Dat contrast fascineert me. Draad is perfect om dat tastbaar te maken: fragiliteit en kracht in één lijn.
U werkte ook voor grote merken.
Klopt. Aston Martin, Danio, Desperados, Audi ... campagnes, reclamespots, murals... Zolang ik mijn stijl kon behouden, vond ik dat heel boeiend. Maar het mooiste blijft toch die volledige vrijheid in mijn eigen werk.
En sinds 2015 bent u vader. Heeft dat iets veranderd?
Gigantisch. Een jongen en een meisje, een tweeling. Ze zijn even energiek als mijn kunst (lacht). Het vaderschap bracht structuur in mijn leven. Vroeger werkte ik nachten door, nu is er ritme. Maar die structuur heeft me net dieper doen gaan. Ik neem meer tijd, steek meer ziel in elk werk.
Wat hoopt u dat mensen meenemen uit uw kunst?
Dat de dood niet zwart hoeft te zijn. Dat er schoonheid zit in vergankelijkheid. En dat we, onder al die lagen en façades, uiteindelijk allemaal verbonden zijn. Niet vanuit slogans, maar vanuit respect. Vanuit een diep gevoel van empathie en menselijkheid.